zaterdag 2 januari 2016

De komst van de DRIE KONINGEN



Vreugdevol en gezond nieuwjaar
voor u en allen die u dierbaar zijn.


Wise Men Still Seek Him:



WAT VOORAFGING

deel 1  - deel 2  -  deel 3  -  deel 4


Maria en Jozef bereiden zich voor op hun komst

Maria zag in een visioen de Heilige Driekoningen terwijl zij zich ophielden bij de koning van Causur. Zij zag ook dat deze voor haar kind een altaar wilden oprichten. Zij vertelde dit aan de Heilige Jozef en verzocht hun de geboortegrot wat op te ruimen en alles bijtijds voor de ontvangst der Koningen klaar te maken.

De mensen, voor wie Maria zich gisteren in de andere grot verborg, waren nieuwsgierige bezoekers, die in de laatste dagen nog al meer kwamen. Vandaag ging Elisabeth, door een dienaar afgehaald, weer terug naar Jutta.

Visioenen van donderdag 6 tot zaterdag 8 december 1821. 

Het was in deze dagen rustiger in de geboortegrot. De Heilige Familie was meestal alleen. Slechts de dienstmaagd van Maria, een stevige, zeer ernstige en nederige vrouw van omstreeks dertig jaar, was aanwezig. Zij was een kinderloze weduwe en aan de Heilige Anna verwant. Daar had zij ook haar onderkomen gevonden. 

Jozef vierde met Maria en de dienstmaagd de sabbat onder de lamp in de geboortegrot. Op zaterdagavond bevond de viering van het feest van de tempelwijding. Jozef heeft in de grot op drie plaatsen lampen opgehangen, die elk van de zeven lichtjes voorzien zijn.
...

Maandag 10 december 1821. 

Vandaag kwam een dienstknecht van de Heilige Anna. Hij bracht aan de Heilige Maagd, behalve nog andere zaken, de benodigdheden voor een gordel en een zeer schoon korfje met vruchten dat bovenaan geheel met levendige rozen is gedekt, die tussen de vruchten gestoken waren en er zeer fris uitzagen. Het korfje is smal en hoog. De rozen hebben niet dezelfde kleur als bij ons, doch zien er bleker uit: ook gele en witte waren erbij, grote volle bloemen en ook enkele knoppen. Maria scheen zeer met dit korfje ingenomen en zette het naast zich neer.

Stoet der Koningen: Ik heb gedurende de laatste dagen de Koningen meermaals op hun tocht gezien; de weg werd steeds bergachtiger. Zij trokken over die bergen, waar kleine stenen op potscherven verspreid lagen. Ik verlangde steeds om er enige van te bezitten, omdat zij er zo glad uitzien. Ook zijn er bergen, waar vele witte, doorzichtige stenen liggen die op vogeleieren lijken en ook veel wit zand. Ik zag hen thans in een landstreek waar zij zich later gevestigd hadden, toen Jezus hen in het derde jaar van zijn openbaar leven bezocht. Zij waren niet in de tentstad zelf, want die bestond toen nog niet.

Op 13 december: Er moet weer een nieuw feest begonnen zijn: ik zag ook te Jeruzalem vele veranderingen daarvoor aanbrengen. In vele huizen werden de vensters met een voorhangsel bedekt en gesloten. Ik zag ook een priester met een rol bij Jozef in de grot. Zij baden gezamenlijk bij een tafeltje dat met een rood en wit kleed bedekt was. Het scheen alsof hij wilde onderzoeken of Jozef het feest mee vierde of als kondigde hij hem een nieuwe feestdag aan. Bij de kribbe was het stil en er was geen bezoek de laatste dagen.

[A.C. Emmerich spreekt hier over een feest. Zij meende dat het feest van de nieuwe maan begonnen was, maar dit wist zij niet zeker]

Op 17 december: kwamen twee dienstknechten van de Heilige Anna met voedingsmiddelen en andere zaken. Maria gaat echter met het uitdelen nog sneller te werk dan ik. Alles werd spoedig onder de armen verdeeld. Ik zie dat Jozef reeds begint om in de geboortegrot, de zijgrot en bij het graf van Maraha alles op te poetsen en te regelen. Zij verwachten het bezoek van de Heilige Anna en Maria meent dat de Koningen ook wel gauw zullen komen.

Maandag 17 december 1821: Ik zag de stoet van de Koningen vandaag, laat op de avond, in een kleine stad aankomen. Vele huizen waren met hoge, dichte schuttingen omgeven. Het scheen mij de eerste joodse stad die ze tegenkwamen. Zij lag op gelijke hoogte met Bethlehem, maar toch sloegen zij een weg rechts in, waarschijnlijk omdat dit de enige straatweg was. Toen zij bij deze plaats kwamen zongen zij bijzonder luid en schoon en zij waren heel blij omdat de ster hier zo'n buitengewoon helder licht gaf. Het was alsof de maan scheen en men kon duidelijk de schaduwen zien. Toch schenen de inwoners de ster niet te zien, ofwel trokken zij er zich niet veel van aan.

Peinture de Corbert Gauthier:

Het zijn overigens goede en buitengewoon gedienstige mensen. Enige van de reizigers waren afgestegen en de inwoners waren hen behulpzaam om de dieren te laten drinken. Dit deed mij terugdenken aan de tijden van Abraham, toen de mensen overal zo goed en behulpzaam waren. Vele inwoners begeleidden de stoet door de stad en gingen een eind met hen mee. Zij droegen groene takken in de hand. Ik zag de ster niet altijd lichtend voor hen uitgaan, doch menigmaal was zij heel donker. Het viel mij op dat zij het meest schitterde op plaatsen waar goede mensen woonden. Wanneer zij ergens heel helder licht gaf, waren de reizigers enorm aangedaan en meenden dat daar de Messias misschien moest zijn.

Dinsdag 17 december 1821: Vanmorgen trekken de reizigers, zonder op te houden, langs een donkere, in nevelen gehulde stad en een eind verder staken zij de rivier (Aron?) over, die zich in de Dode Zee uitstort. Bij deze laatste twee plaatsen bleven vele arme lieden achter, die zich bij de stoet hadden aangesloten. Van één van deze plaatsen herinner ik mij nog dat iemand, bij een strijd voor Salomons regering, daarheen gevlucht was. Zij trokken vanmorgen de rivier over en kwamen toen op een goede straatweg.

Woensdag 18 december 1821: Ik zag vanavond de stoet van de Koningen, toen wel tweehonderd man sterk hen nalopen, want zoveel bedelaarsvolk werd er door hun vrijgevigheid gelokt, aan deze kant van de overgestoken rivier. Zij naderden de oostzijde van de stad die Jezus in het tweede jaar van zijn openbaar leven, van de westzijde genaderd was, zonder er binnen te gaan. De naam van de stad was Manathea, Metanea, Medana of Madian. De bevolking bestond uit heidenen en joden. Het waren boosaardige lieden die, ofschoon hun weg door het straatgebied leidde, de stoet niet wilden doorlaten. Men trok nu tot voor de oostzijde van de stad waar zich een van muren omringde ruimte met schuren en stallen bevond. Hier sloegen de Koningen hun tenten op, gaven de dieren hun voedsel en lieten zich een maaltijd bereiden.

Donderdag 20 en Vrijdag 21 december:  Ik zag de Koningen hier rust nemen. Zij waren zeer bedroefd omdat hier, evenmin als in de vorige stad, niemand iets van de nieuwgeboren Koning wilde weten. Toch hoorde ik, hoe zij de inwoners met grote vriendelijkheid mededeelden, waarom zij deze reis aanvaard hadden en hoe lang hun tocht reeds duurde.


we3kings-300x300.jpg 300×300 pixels:



Zondag 23 december 1821. Vanmorgen in de vroegte liet Herodes de Driekoningen in zijn paleis ontbieden. Zij werden onder een ereboog ontvangen en in een zaal geleid, waar ik voor hun verwelkoming groene takken en bloemstukken in vazen zag prijken. Ook stond er wat drank klaar. Zij bleven een tijdlang staan totdat Herodes kwam. Dan bogen zij voor hem en vroegen opnieuw: "Waar is de Koning der Joden, die geboren is?" Herodes verborg zijn onrust zo goed hij kon en veinsde zelfs een grote vreugde. Er waren ook enige schriftgeleerden tegenwoordig. Hij vroeg de koningen wat zij gezien hadden en Mensor verklaarde nu het laatste beeld dat zij voor hun vertrek aan de sterrenhemel hadden waargenomen.

Het was de beeltenis van een maagd met voor haar een kind. Uit diens rechterzijde was er een lichtstraal te voorschijn gekomen en daarin was een toren verschenen met meerdere poorten. Deze toren was dan overgegaan in een grote stad, waarboven zich het kind met kroon, zwaar en scepter, als een koning vertoonde. Toen hadden zij zich zelf gezien en alle koningen der aarde, die voor het kind bogen en het aanbaden, want het rijk van het kind zou alle rijken overwinnen.

Herodes zei dan dat er van Bethlehem Ephrata wel een dergelijke voorzegging bestond en hij zond hen in stilte heen, met de woorden: "Ga en zoek nauwkeurig naar het Kind en als gij het gevonden hebt, breng mij dan verslag uit, opdat ook ik het zou kunnen aanbidden."

De Koningen, die van de opgediste spijzen niets genomen hadden, vertrokken weer. Het was nog zeer vroeg, want ik zag de fakkels nog voor het paleis branden. Herodes ging met de Koningen zo geheimzinnig te werk om in de stad praatjes te voorkomen. De dag was ondertussen aangebroken en men maakte alles klaar voor de aftocht. De menigte, die de stoet tot Jeruzalem vergezelde, had zich gisteren in de stad verspreid. Herodes was in deze dagen vol ergernis en bezield van boze plannen. 

Nu kwamen opeens die Koningen met hun grote lijfstoet bij Herodes aanzetten en schrik en ontzetting hadden zich van hem meester gemaakt, want deze kwamen van zo ver en alles bleek dus meer dan ijdele praat te zijn. Hij huichelde echter toen zij zo beslist naar de nieuwgeboren Koning vroegen, door te doen alsof hij er veel belang in stelde en dat hij ook zijn hulde wou brengen en daarover waren de Koningen zeer verheugd.


1 opmerking:

klaproos zei

Lieve Ria,
voor jou en die je lief zijn,
een heel fijn nieuw jaar gewenst,
met veel geluk en gezondheid, want dat is per slot toch het enige dat echt er toe doet hé,

dank voor je lieve bezoekjes,
xxx