dinsdag 15 december 2015

Dra wordt een Koning geboren,



Wat voorafging:





De zon ging reeds onder toen de Heilige Familie de ingang van de grot bereikte. De jonge, loslopende ezelin, die reeds van bij het ouderlijk huis van Jozef buiten de stad, hierheen was gelopen, kwam hen onmiddellijk tegemoet snellen en sprong spelend om hen heen, wat de Heilige Maagd deed uitroepen: "Zie, het is zeker Gods wil dat wij hier onze intrek nemen."

Jozef was echter zeer bedroefd en voelde schaamde omdat hij Maria zo dikwijls een goede ontvangst in Bethlehem had voorgespiegeld. Hij plaatste het lastdier onder een afdak voor de ingang van de grot en maakte er een rustplaats klaar voor de Heilige Maagd, waarop zij plaats nam, terwijl hij het licht ontstak, de gevlochten deur opende en de grot binnenging. 

De ingang was nauw, want er stonden tal van bossen stro tegen de wanden, waarover bruine matten hingen. Ook verder in de eigenlijke grot waren vele hinderlijke voorwerpen. Jozef ruimde alles zoveel als nodig op, om voor de Heilige Maagd een gemakkelijke rustplaats in het oostelijk deel van de grot te maken. Vervolgens vestigde hij een brandende lamp aan de wand en begeleidde hij Maria weer naar binnen. Zij legde zich neer op het van dekens en reisgoed vervaardigde rustbed. Hij maakte nederig zijn verontschuldigingen over de armoedige verblijfplaats. Maria was echter in haar grote liefde verheugd en tevreden.

Terwijl zij nu rustte, spoedde Jozef zich met een lichte, lederen zak, die hij bij zich droeg, naar de achterzijde van de heuvel waar een beekje stroomde. Hij hield de zak op een zodanige wijze vast dat deze met water gevuld werd. Toen hij het water in de grot had gebracht, begaf hij zich naar de stad om schoteltjes vruchten en hout te halen.

De Sabbat naderde en wegens het grote getal vreemdelingen die zelfs van het hoogst noodzakelijke waren verstoken, had men op de hoeken van straten tafels met levensbehoeften geplaatst. Ik meen dat er dienstknechten of lieden bij stonden, die geen Joden waren.

Jozef keerde nu weer terug. Hij droeg in een gesloten, van tralies voorzien voorwerp waaraan een steen was bevestigd, gloeiende kolen bij zich, die hij aan de ingang van de grot tegen de noordelijke muur uitstortte, om vuur aan te leggen. Zo'n vuurhouder had hij, evenals kleine benodigdheden, op reis bij zich. Het bundeltje hout bestond uit dunnen takken, de met brede biezen waren samengebonden.

Terwijl zij nu rustte, spoedde Jozef zich met een lichte, lederen zak, die hij bij zich droeg, naar de achterzijde van de heuvel waar een beekje stroomde. Hij hield de zak op een zodanige wijze vast dat deze met water gevuld werd. Toen hij het water in de grot had gebracht, begaf hij zich naar de stad om schoteltjes vruchten en hout te halen.

De Sabbat naderde en wegens het grote getal vreemdelingen die zelfs van het hoogst noodzakelijke waren verstoken, had men op de hoeken van straten tafels met levensbehoeften geplaatst. Ik meen dat er dienstknechten of lieden bij stonden, die geen Joden waren.

Jozef keerde nu weer terug. Hij droeg in een gesloten, van tralies voorzien voorwerp waaraan een steen was bevestigd, gloeiende kolen bij zich, die hij aan de ingang van de grot tegen de noordelijke muur uitstortte, om vuur aan te leggen. Zo'n vuurhouder had hij, evenals kleine benodigdheden, op reis bij zich. Het bundeltje hout bestond uit dunnen takken, de met brede biezen waren samengebonden.

Nadat zij hadden gegeten en vervolgens nog enige gebeden verricht hadden, maakte Jozef voor de Heilige Maagd een rustbed in gereedheid. Hij spreidde over droge biezen eenzelfde deken uit, als ik vroeger een deken uit Anna's woning beschreven heb en legde een opgerolde deken aan het hoofdeinde. Nadat hij de ezel had binnengebracht en vastgebonden op een plaats, waar hij geen last kon veroorzaken, sloot hij de openingen van het gewelf af, zodat er geen tocht naar binnen kon en maakte dan voor zichzelf een rustplaats klaar bij de ingang van de grot.

De Sabbat was nu begonnen en Jozef bad met de Heilige Maagd onder de lamp de Sabbatgebeden en daarna gebruikte zij nog iets. Jozef verliet nu de grot en ging naar de stad. Maria wikkelde zich in een doek en legde zich te rusten. Tijdens Jozefs afwezigheid zag ik haar voor het eerst geknield bidden. Zij knielde op haar slaapplaats en ging vervolgens zijdelings op een deken liggen. Haar hoofd rustte op een der armen. Jozef keerde eerst laat terug en zag er bedroefd uit: ik geloof dat hij weende. Hij verrichtte eerst nog enige gebeden en legde zich toen op zijn slaapplaats bij de ingang van de grot.


Vannacht was Anna Catharina Emmerich zeer ziek zodat zij slechts het weinige, wat hier volgt, kon mededelen: (deze vrouw droeg het Stigma - wonden van Jezus)

De Heilige Maagd bracht in de grot de Sabbat vol innige godsvrucht in gebed en overweging door. Jozef ging herhaalde malen uit, waarschijnlijk naar de synagoge te Bethlehem. Ik zag hen gezamenlijk de dag ervoor toebereide spijzen gebruiken en ook samen bidden.

's Namiddags, tegen de tijd dat de Joden gaan wandelen op de Sabbat, voerde Jozef de Heilige Maagd door het dal achter de grot naar de grafspelonk van Maraha, Abrahams voedster. Zij verbleven een tijdlang in deze grot, die ruimer was dan de grot waar zij waren, en daarna brachten zij een tijd door in gebed en beschouwing onder de heilige boom die daar stond. Na het eindigen van de Sabbat keerden zij gezamenlijk weer terug.

Maria had tegen de Heilige Jozef gezegd dat haar kind die nacht op het middernachtelijk uur zou geboren worden, want dat dan de negen maanden sinds de boodschap van de Engel verlopen waren. Zij had hem verzocht, om van zijn kant alles te doen om het Kind der Belofte, dat zij op een bovennatuurlijke wijze ontvangen had, bij zijn intrede op de wereld zo goed mogelijk te huldigen, en tevens dat hij met haar zou bidden voor de hardvochtige mensen, die Hem geen onderdak wilden geven.

Jozef stelde de Heilige Maagd voor om de hulp te vragen van enige vrome vrouwen die hij in Bethlehem kende, doch zij wees dit voorstel af met de verklaring dat zij geen menselijke hulp nodig had.

Jozef begaf zich voor het einde van de Sabbat naar Bethlehem en kocht er, onmiddellijk na zonsondergang, enige noodzakelijke dingen zoals een voetbankje, een laag tafeltje, enige schoteltjes en ook gedroogde vruchten en druiven, waarmee hij zich in allerijl naar hun grot spoedde, om vervolgens de Heilige Maagd bij het graf van Maraha te gaan afhalen en naar hun grot te voeren. Daar legde Maria zich in de meest oostelijke hoek op haar slaapplaats neer.

Jozef maakte nog eten gereed, waarna zij aten en tezamen baden. Vervolgens sloot hij zijn slaapplaats van de overige ruimte af door middel van matten, die hij in de grot gevonden had en aan stokken bevestigde. Hij gaf ook nog voedsel aan de ezel die aan de linkerzijde van de ingang tegen de wand van de grot stond. Dan vulde hij de kribbe met biezen en fijn gras of mos en spreidde er een dekentje over uit, dat over de rand afhing.

Toen nu de Heilige Maagd tot hem zei dat het ogenblik nabij was en hij zich naar zijn slaapplaats zou begeven om te bidden, hing hij aan het gewelf meerdere lampen op, die hij aanstak en ging toen naar buiten, omdat hij meende voor de grot enig gedruis te horen. Hij vond daar de jonge ezelin, die tot nu toe vrij in het dal der herders had rondgelopen. Het dier sprong op van vreugde en liep spelend om hen heen. Jozef bond haar onder het afdak voor de grot vast en strooide haar voedsel voor.

Toen hij nu de grot weer was binnengegaan en voor de ingang van zijn slaapplaats naar de Heilige Maagd keek, zag hij haar met het aangezicht naar het oosten en dus met de rug naar hem gekeerd, op haar slaapplaats geknield, in gebed verzonken. Hij zag alles als door vlammen omgeven: heel de grot was met een bovennatuurlijk licht vervuld. Hij keek even verbaasd op als Mozes, toen deze het brandend braambos voor zich zag. Dan ging hij met een heilige vrees naar zijn slaapverblijf en wierp zich biddend met het aangezicht ter aarde.




Geen opmerkingen: