De geboorte van Jezus
(volgens de visioenen van A.C.Emmerick)
Ik zag de glans rondom de Heilige Maagd steeds toenemen: het licht van de lampen, die Jozef had ontstoken, was niet meer zichtbaar. Maria knielde, in een ruim, zonder gordel afhangend gewaad gehuld, op het rustplaats neer, het aangezicht naar het oosten gekeerd.
Op het uur van middernacht geraakte zij al biddend in vervoering. Ik zag haar boven de aarde zweven zodat de grond onder haar zichtbaar werd. Zij hield de handen over de borst gekruist. De glans om haar heen nam nog steeds toe. Alles, zelfs het levenloze, was als in blijde innerlijke beweging: de stenen van het gewelf, de wanden, de vloer van de grot, alles scheen in het licht te leven. Nu zag ik zelfs het gewelf van de grot niet meer. Een straal van licht vertoonde zich boven Maria, opstralend tot in het hoogste der hemelen met een toenemende glans.
In deze lichtstraal was een wonderbare beweging van schitteringen zichtbaar, die, toen deze duidelijker en dichter kwamen, de vorm van hemelse geesten aannamen. De Heilige Maagd, in vervoering opgegeven, zag nu ter aarde neer en aanbad haar God, van wie zij de moeder geworden was en die daar als een pasgeboren hulpeloos wicht voor haar op de grond lag.
Ik zag onze Messias als een schitterend klein Kindje voor de knieën van de Heilige Maagd op het rustbed neerliggen. Het licht,dat van hem uitging, verdoofde alle licht eromheen. Het leek mij heel klein en werd voor mijn ogen groter. Dat alles was slechts een lichtbeweging van zo een grote glans, dat ik niet kan uitdrukken wat ik gezien heb.
De Heilige Maagd bleef nog een tijdlang in vervoering, en ik zag hoe zij een doek over het kind uitspreidde, maar zij raakte het nog niet aan en nam het niet op. Na geruime tijd zag ik dat het goddelijk Kind zich bewoog. Ik hoorde het wenen en nu kwam Maria tot zich zelve, nam het Kindje, dat zij in de daarvoor uitgespreide doek wikkelde, van het rustbed op en hield zich met haar Kind geheel in de sluier. De Heilige Maagd voedde nu, naar ik meen, de Verlosser. Om haar heen zag ik engelen in mensengedaante, die op hun aangezicht neerlagen en het Kind aanbaden.
Er was wel een uur sedert de geboorte verlopen eer Maria de Heilige Jozef riep, die nog aan het bidden was. Toen hij naderde, wierp hij zich vol godsvrucht, vreugde en nederigheid op het aangezicht, eerst toen Maria hem uitnodigde om met vreugde en dankbaarheid het heilig geschenk van de Allerhoogste aan zijn hart te drukken, richtte hij zich op, ontving het goddelijke Kind in zijn armen en loofde God met vreugdetranen in de ogen.
De Heilige Maagd wond nu haar Kind in doeken. Ik kan mij die windsels voor 't ogenblik niet duidelijk meer voorstellen en herinner mij slechts dat het eerst in een rode en vervolgens in een witte doek gewonden werd en wel tot onder de armpjes, terwijl het tot aan het hoofdje in een andere doek werd gehuld. Maria had slechts vier windsels.
Nu zag ik Maria en Jozef naast elkaar met de benen gekruist op de grond neerzitten. Zij spraken niet en schenen beiden in beschouwing verdiept. Voor Maria lag op het deken als een klein Kind de pasgeboren Jezus in doeken gewonden, schoon en schitterend als een bliksemstraal. Ach, dacht ik, deze plaats bevat het Heil van de gehele wereld en niemand vermoedt het.
Jozef bracht nu, naast de kribbe voor de Heilige Maagd, een rustbed en een zitplaats in gereedheid. Ik zag haar voor en na Jezus' geboorte, geheel in het wit gekleed en gesluierd. Ik zag haar bij wijlen op haar zijde liggend, een beetje rust nemend, maar zij was volstrekt niet verzwakt en zij leed ook niet. Wanneer zij bezoek ontving, zat zij, dieper in haar sluier gehuld, overeind op het deken.
Ik zag in deze beschouwing van de geboorte van de Messias, die mij als een historische gebeurtenis en niet als een uiting van de feestvreugde van de Kerk voor de ogen trad, wel niet in de natuur zo een tintelende, jubelende zaligheid, zoals ik dit tijdens de Kerstnacht, wanneer deze voorstelling een innerlijke betekenis uitdrukt, zie. Toch ontwaarde ik ook heden een buitengewone vreugde en op vele plaatsen, tot in de verste wereldstreken, een wondervolle beweging op dit middernachtelijk uur.
De harten van vele goede mensen zag ik vervuld met een blij verlangen. De harten van de slechte mensen daarentegen van een grote angst. Vele dieren zag ik van blijdschap opspringen, op vele plaatsen zag ik bloemen ontluiken en kruiden, struiken en bomen herleven en geur verspreiden. Ik zag bronnen ontspringen en aanzwellen. Zo ontsprong er, bij de geboorte van de Messias, in de grot die zich noordelijk van die der geboorte in de heuvel bevond, een rijke bron, die de Heilige Jozef de volgende morgen opmerkte. Hij groef er een afloop.
Boven Bethlehem zag het er somber uit. De hemel had een duistere en roodachtige schijn, maar over de grot der geboorte, over het dal bij de grafspelonk van Maraha, de voedster van Abraham, en over het dal der herders, hing een glinsterende nevel.
In het dal der herders lag, op anderhalf uur afstand van de grot der geboorte, bij het begin van de wijnbergen die zich van hier naar Gaza uitstrekken, een heuvel. Op deze heuvel lagen de hutten van drie herders. Deze waren het hoofd van de omwonende herdersfamilies, evenals de Heilige Driekoningen het hoofd waren van de tot hun gebied behorende stammen.
4 opmerkingen:
prachtige prenten heb je gekozen bij het kerstverhaal Ria,
dank voor je lieve woorden,
het "gaat" naar omstandigheden.
xxx
Een verhaal dat prachtig blijft.
Heel erg mooi,Ria.
En wat een prachtige afbeeldingen,
die het heel bijzonder maken.
Groetjes Ans
Het is en blijft een heel mooi verhaal Ria.
Echt hele mooie platen heb je erbij gezet.
Groetjes, Helma
Een reactie posten