Ik weet het, zover zijn we nog niet,
maar " het kan verkeren ", zei Bredero
Daarom hebben wij, onze dierbare planten
geborgen voor de winter.
Komt hij, komt hij niet?
WIE, de Sint?
Neen, de Eekhoorn,
en de Mier?
Ja, de Mier ook.
Wat komen ze eigenlijk doen?
ZWIJG nu maar en LUISTER.
Op een ochtend klopte de mier al vroeg op de deur van de eekhoorn.
'Gezellig', zei de eekhoorn,
'Maar daar kom ik niet voor', zei de mier.
'Maar je hebt toch wel zin in wat stroop'?
'Nou ja...een klein beetje dan'.
Met zijn mond vol stroop vertelde de mier waarvoor hij gekomen was:
'We moeten elkaar een tijdje niet zien,' zei hij.
'Waarom niet'? vroeg de eekhoorn verbaasd.
Hij vond
het juist heel gezellig als de mier zo maar langs kwam.
Hij had
zijn mond vol pap en keek de mier met grote ogen aan.
“Om erachter
te komen of we elkaar zullen missen,” zei de mier.
“Missen? Je
weet toch wel wat dat is?”
“Nee,” zei
de eekhoorn.
Missen is iets wat je voelt als iets er niet is.”
“Wat voel je dan?”
“Ja, daar gaat het nou om.”
“Dan zullen we elkaar missen,” zei de eekhoorn
verdrietig.
“Nee,” zei de mier, “want we kunnen elkaar ook vergeten.”
“Vergeten! Jou?” riep de eekhoorn.
“Nou,” zei de mier. “Schreeuw maar niet zo hard.”
De eekhoorn legde zijn hoofd in zijn handen.
“Ik zal jou nooit vergeten,” zei hij zacht.
“Nou ja,” zei de mier. “Dan moeten we nog maar afwachten.
Dag!”
En heel plotseling stapte hij de deur uit en liet zich langs de stam
van de beuk naar beneden zakken.
De eekhoorn begon hem onmiddellijk te missen.
“Mier,” riep hij, “ik mis je!”
Zijn stem kaatste heen en
weer tussen de bomen.
“Dat
kan nu nog niet!” zei de mier. “Ik ben nog niet eens weg!”
“Maar toch is het zo!”
riep de eekhoorn.
“Wacht nou toch even,” klonk de stem van de mier nog in de verte.
(droogbloemen)
De eekhoorn zuchtte en besloot te wachten.
Maar hij miste de mier steeds heviger.
Soms dacht hij even aan de beukennotenmoes,
of aan de
verjaardag van de tor, die avond,
maar dan miste hij de mier weer.
’s Middags hield hij het niet langer uit en ging naar
buiten.
Maar hij had nog geen drie stappen gedaan
of hij kwam de
mier tegen, moe, bezweet, maar tevreden.
“Het klopt,” zei de mier. “Ik mis jou ook. En ik ben je
niet vergeten.”
“Zie je wel,” zei de eekhoorn.
“Ja,” zei de mier.
En met hun armen om elkaar schouders liepen
zij naar de rivier
om naar het glinsteren van de golven te gaan kijken.
SOMS WETEN WE NIET WIE OF WAT WE NODIG HEBBEN
OM GELUKKIG TE ZIJN.
Dank TOON TELLEGEN om er ons aan te herinneren
Toen ik een paar jaar geleden ernstig ziek was,
kon ik geen plant meer verdragen.
Ik was zo moe en uitgeput, en was mijn man er niet geweest
dan had ik alles op de compost gekieperd.
Nu ben ik blij dat het toen niet is gebeurd.
Samen zijn we in staat er nog wat moois van te maken.
Voor het eerst staan een deel (nog) bloeiende planten
in de veranda,
zo genieten we er ook in de winter van.
Diegenen die minder aandacht en zorg nodig hebben
rusten in de serre, tot na nieuwjaar,
want dan zijn er reeds tekenen dat zij nieuwe grond
en vitamientjes nodig hebben.
Er zijn er altijd die sneuvelen op hun barre wintertocht,
maar er blijven er nog genoeg over om lief te hebben.
Dank dat U het zo lang met mij hebt volgehouden.
ria39