maandag 28 december 2015

Achter de wolken...




...schijnt altijd de zon !


 :


Liefde, geluk, gezondheid,
vrede en voorspoed
in dit nieuwe jaar;
voor u en voor allen 
die u dierbaar zijn.

ria





                                                                                                    

foto's Pinterest, met dank.                            

dinsdag 22 december 2015

Zalig Kerstfeest





Bardi Brath

Mijn zoon is mijn zoon niet alleen
mijn huis is een huis zonder wanden,
mijn vrucht ligt in alle handen
en mijn vreugd is voor iedereen.




Mijn zoon is mijn zoon voor altijd,
voor de duur van zijn kinderjaren
kan ik hem verwarmen, bewaren,
maar Hij kiest zijn uur en zijn tijd.


 :


Mijn zoon is mijn zoon voor de pijn
voor de honger van alle geslachten
voor de wind van de winternachten
en voor allen die eenzaam zijn.





ZALIG KERSTFEEST

ria


gedicht: Anton Van Wilderode.
foto's van Pinterest 

maandag 21 december 2015

JEZUS, de herders en de koningen


WAT VOORAFGING

deel 1  - deel 2  -  deel 3  -  deel 4


image


Geboorte van Jezus en de herders.

Nog ongeveer eens zo ver van de grot der geboorte verhief zich de Toren des Herders. Het was een zeer hoog, piramidevormig timmerwerk van balken en was tussen bloeiende bomen op een stenen grondslag, midden in het veld op een heuvel gebouwd. Deze was van trappen en galerijen voorzien. Hier en daar waren er ook overdekte standplaatsen, zoals wachttorentjes. Hij had enige overeenkomst met de torens, waarop in het land van de Heilige Driekoningen de sterren worden waargenomen en maakte vanuit de verte de indruk van een zeeschip met vele hoge masten en zeilen. Vanuit de toren kon men ver in de omtrek rondzien. Men zag Jeruzalem en ook de Berg der bekoringen in de woestijn van Jericho. Er waren wachters op de toren om naar de kudden te zien en om de herders, bij gevaar van rovers of voorbijtrekkende krijgslieden, door hoorngeblaas te waarschuwen.

De verschillende herdersgezinnen woonden in een kring van wel vijf uur rondom de toren, in afzonderlijke, van tuinen en velden omgeven hutten. Bij de toren was hun algemene plaats van bijeenkomst en het was ook de verzamelplaats van de hoeders, die er hun gereedschap bewaarden en hun eten ontvingen. Op de helling waren hutten gebouwd en ook een grote, in verschillende vertrekken verdeelde schuur, waarin de vrouwen van de hoeders woonden en voor dezen het eten bereidden. Bij de toren zag ik vannacht de kudden gedeeltelijk in de vrije hemel, doch bij de heuvel van de drie herders zag ik ze onder een schuur.

The three shepherds and the bright star...:
Terwijl de drie herders naar de hemel staarden, zag ik een lichtwolk tot hen afdalen. Terwijl deze naderde, was daarin een beweging zichtbaar, een verandering, een overgang in vormen en gedaanten: ik hoorde een zachte, steeds aanzwellende vreugdezang. De herders schrokken eerst, maar dan stond er een engel bij hen en zei: "Vrees niet want zie, ik breng u een boodschap van grote vreugde die voor geheel het volk zal zijn. Heden is u een Messias geboren, Christus de Heer, in de stad van David. En dit zal u een teken zijn: gij zult een kind vinden, in doeken gelegen en in een kribbe gelegen." Terwijl de engel dit zei, nam de glans rondom hem toe en ik zag toen voor de herders vijf of zes grote, heerlijke, schitterende engelengedaanten verschijnen die een lange band in de handen hielden, waarop met grote letters stond geschreven, terwijl ik hen God hoorde loven en zingen: "Eer aan God in de hoge en vrede op aarde aan alle mensen van goede wil."

Toen de Messias geboren was, zag ik de drie herders, verbaasd over de wondervolle nacht, samen voor hun hutten staan. Zij zagen in het rond en bemerkten vol verwondering een bovennatuurlijke glans boven de grot der geboorte. Ook bij de herders aan de afgelegen toren was alles in beweging. Een gedeelte van hen beklom de toren om naar het wonderbare licht te zien boven de grot der geboorte.

De herders bij de toren hadden enkele ogenblikken later dezelfde verschijning. Eveneens verschenen de engelen aan een derde groep herders bij een bron, ten oosten van de toren van de herders, op drie uur afstand van Bethlehem gelegen.

Ik zag hen niet onmiddellijk naar de grot der geboorte snellen, waarvan de herders wel anderhalf uur, en die bij de toren wel drie uur verwijderd waren, maar ik zag hoe zij onverwijld onder elkaar beraadslaagden wat zij voor het pasgeboren Kind zouden meenemen en hoe zij zo snel mogelijk hun giften bijeen verzamelden. Zij kwamen eerst 's morgens in de vroegte bij de kribbe.

(1888-1956)  Milo Winter - Nativity Scene:

Mijn ziel zag zich, op het uur van de geboorte van de Messias, naar alle delen van de wereld verplaatst om wonderbare aankondigingen van de geboorte van onze Heiland te zien. Daar ik echter zeer ziek en vermoeid was, scheen het mij meerdere malen, als kwamen de beelden tot mij. Ik ben van ontelbare feiten getuige geweest, maar ten gevolge van menige smarten en storingen ben ik het meeste vergeten. Hier volgt wat ik mij wel nog herinner:

Ik zag vannacht, hoe Noëmi, de leermeesteres van de Heilige Maagd, de profetes Anna, de oude Simeon bij de tempel, de Heilige Moeder Anna te Nazareth en de Heilige Elisabeth visioenen en openbaringen over de geboorte van de Messias ontvingen. Ik zag bij Elizabeth de kleine Johannes, bezield met een wonderbare blijdschap. Allen zagen en herkenden weliswaar Maria in hun visioen, maar zij wisten niet waar het wonder was geschied, zelfs Elisabeth wist er niet over. Anna alleen droeg er kennis van dat Bethlehem de plaats van het Heil was.


De Heilige Drie Koningen

Reeds in de jaren 1819 en 1820 verhaalde A.C. Emmerich een reeks van beschouwingen over de reis van de Heilige Driekoningen naar Bethlehem. Omdat zij echter in die tijd haar beschouwingen hield volgens de Kerkelijke kalender, was de tijdruimte van dertien dagen, van het Kerkfeest van de Driekoningen, te kort en daarom deelde zij slechts enkele bijzonderheden daarover mee. Daar zij echter in 1821 de historische dag van de geboorte van Christus een maand vroeger, en dus op 25 november aanduidde en op diezelfde datum het vertrek van de Koningen naar Judea zag, bleef er voor de reis een tijdruimte van ongeveer een maand, want zij gaf bij het bespreken van de duur van de reis te kennen: "Ik zag de Koningen steeds te Bethlehem aankomen, als ik in het klooster het kribje klaar zette", dus op 25 december.

Op deze wijze wordt het veel waarschijnlijker dat Herodes, na het vertrek van de Koningen, het Kind niet meer in Bethlehem vond, omdat de Heilige Familie toen reeds de vlucht naar Egypte kon begonnen hebben.


Jon McNaughton:


De Koningen vangen de reis aan.

VISIOEN op 25 november 1821. 

Ik heb reeds op Kerstmis verteld hoe aan de Koningen de geboorte van de Messias werd aangekondigd. Ik zag Mensor en de bruine Saïr in het rijk van de eerstgenoemde op het veld naar de sterren zien. Alle toebereidselen voor de reis werden gemaakt. Zij zaten op een piramide vormige toren, door lange kijkers, naar de ster van Jacob te kijken, die van een staart was voorzien. De ster opende zich voor hun ogen en ik zag hoe daarin een grote, schitterende Maagd verscheen. Voor de Maagd zweefde een kind, uit wiens rechterzijde een tak opgroeide, waarop een bloem ontsproot zoals een torentje met meerdere ingangen, dat zich op het einde ontwikkelde tot een stad.

Dadelijk na het waarnemen van dit beeld reisden zij af. Theokeno, de derde Koning, woonde een paar dagreizen oostelijker. Hij had op hetzelfde ogenblik het sterrenbeeld gezien en reisde toen onverwijld en met grote spoed af om zijn beide vrienden zo snel mogelijk in te halen, wat dan ook geschiedde.

visioen: 26 november 1821.

Ik viel in slaap met het vurige verlangen om in de grot van Bethlehem bij de Heilige Maagd te zijn en van haar het goddelijk Kind in mijn armen te mogen ontvangen en het aan mijn hart te drukken. Ik bevond er mij reeds spoedig en wel in de nacht. Jozef sliep, liggend op de rechterarm, achter het beschot, rechts van de ingang. Maria zat wakend op haar gewone plaats naast de kribbe en hield onder de sluier het kindje Jezus aan haar borst. Wanneer zij er overdag zat, was de deken achter haar tot een kussen opgerold en diende deze tot rugleuning. Thans echter was haar slaapplaats aan het hoofdeinde wat lager. Ik lag op mijn knieën en bad met een vurig verlangen om het Kindje enkele ogenblikken te mogen vasthouden. Ach, de Heilige Maagd wist het wel. Zij weet alles en neemt zo medelijdend en liefdevol op, wanneer men oprecht en gelovig tot haar bid. Maar zij was zo stil, zo eerbiedig, zo vol van zalige moedervreugde en gaf mij het Kind niet, naar ik denk, omdat zij het juist de borst gaf. Ik zou het ook niet gedaan hebben.

Mijn verlangen werd echter voortdurend groter en verenigde zich met het verlangen van alle zielen, die naar het goddelijk Kind smachten. Doch, de begeerte naar het Heil was nergens zo onschuldig, kinderlijk en trouw, als in de harten van de lieve, heilige Koningen uit het Oosten, die er reeds eeuwen tevoren door hun voorouders, vol geloof, hoop en liefde naar hadden uitgezien. Ik voelde mij nu, met alle verlangen dat in mij was, tot hen getrokken. Toen mijn gebed was beëindigd sloop ik zachtjes en vol eerbied, uit vrees van een stoornis te veroorzaken, de grot uit en sloot mij aan bij de verre reis, die door de Heilige Driekoningen werd ondernomen.

wordt vervolgd.

mijn andere blog - Welkom



woensdag 16 december 2015

Onze VERLOSSER,


WAT VOORAFGING
deel 1  - deel 2  -  deel 3


La Virgen Maria ...:
De geboorte van Jezus
(volgens de visioenen van A.C.Emmerick)

Ik zag de glans rondom de Heilige Maagd steeds toenemen: het licht van de lampen, die Jozef had ontstoken, was niet meer zichtbaar. Maria knielde, in een ruim, zonder gordel afhangend gewaad gehuld, op het rustplaats neer, het aangezicht naar het oosten gekeerd.

Op het uur van middernacht geraakte zij al biddend in vervoering. Ik zag haar boven de aarde zweven zodat de grond onder haar zichtbaar werd. Zij hield de handen over de borst gekruist. De glans om haar heen nam nog steeds toe. Alles, zelfs het levenloze, was als in blijde innerlijke beweging: de stenen van het gewelf, de wanden, de vloer van de grot, alles scheen in het licht te leven. Nu zag ik zelfs het gewelf van de grot niet meer. Een straal van licht vertoonde zich boven Maria, opstralend tot in het hoogste der hemelen met een toenemende glans.

In deze lichtstraal was een wonderbare beweging van schitteringen zichtbaar, die, toen deze duidelijker en dichter kwamen, de vorm van hemelse geesten aannamen. De Heilige Maagd, in vervoering opgegeven, zag nu ter aarde neer en aanbad haar God, van wie zij de moeder geworden was en die daar als een pasgeboren hulpeloos wicht voor haar op de grond lag.

Ik zag onze Messias als een schitterend klein Kindje voor de knieën van de Heilige Maagd op het rustbed neerliggen. Het licht,dat van hem uitging, verdoofde alle licht eromheen. Het leek mij heel klein en werd voor mijn ogen groter. Dat alles was slechts een lichtbeweging van zo een grote glans, dat ik niet kan uitdrukken wat ik gezien heb.

Moeder Maria :


De Heilige Maagd bleef nog een tijdlang in vervoering, en ik zag hoe zij een doek over het kind uitspreidde, maar zij raakte het nog niet aan en nam het niet op. Na geruime tijd zag ik dat het goddelijk Kind zich bewoog. Ik hoorde het wenen en nu kwam Maria tot zich zelve, nam het Kindje, dat zij in de daarvoor uitgespreide doek wikkelde, van het rustbed op en hield zich met haar Kind geheel in de sluier. De Heilige Maagd voedde nu, naar ik meen, de Verlosser. Om haar heen zag ik engelen in mensengedaante, die op hun aangezicht neerlagen en het Kind aanbaden.

Er was wel een uur sedert de geboorte verlopen eer Maria de Heilige Jozef riep, die nog aan het bidden was. Toen hij naderde, wierp hij zich vol godsvrucht, vreugde en nederigheid op het aangezicht, eerst toen Maria hem uitnodigde om met vreugde en dankbaarheid het heilig geschenk van de Allerhoogste aan zijn hart te drukken, richtte hij zich op, ontving het goddelijke Kind in zijn armen en loofde God met   vreugdetranen in de ogen.


De Heilige Maagd wond nu haar Kind in doeken. Ik kan mij die windsels voor 't ogenblik niet duidelijk meer voorstellen en herinner mij slechts dat het eerst in een rode en vervolgens in een witte doek gewonden werd en wel tot onder de armpjes, terwijl het tot aan het hoofdje in een andere doek werd gehuld. Maria had slechts vier windsels.

Nu zag ik Maria en Jozef naast elkaar met de benen gekruist op de grond neerzitten. Zij spraken niet en schenen beiden in beschouwing verdiept. Voor Maria lag op het deken als een klein Kind de pasgeboren Jezus in doeken gewonden, schoon en schitterend als een bliksemstraal. Ach, dacht ik, deze plaats bevat het Heil van de gehele wereld en niemand vermoedt het.




Zij legden nu het Kind in de kribbe. Deze was met biezen en fijne grassoorten gevuld met een aan de kanten afhangende deken bedekt. Zij stond boven de stenen bak, rechts van de ingang van de grot, waar deze een brede bocht in zuidelijke richting maakte. Dit gedeelte van de grot lag met een trapsgewijze afdalende bodem dieper dan de plaats van de geboorte. Toen zij het Kind in de kribbe had neergelegd, hieven beide, met vreugdetranen in de ogen een loflied aan.

Jozef bracht nu, naast de kribbe voor de Heilige Maagd, een rustbed en een zitplaats in gereedheid. Ik zag haar voor en na Jezus' geboorte, geheel in het wit gekleed en gesluierd. Ik zag haar bij wijlen op haar zijde liggend, een beetje rust nemend, maar zij was volstrekt niet verzwakt en zij leed ook niet. Wanneer zij bezoek ontving, zat zij, dieper in haar sluier gehuld, overeind op het deken.

Ik zag in deze beschouwing van de geboorte van de Messias, die mij als een historische gebeurtenis en niet als een uiting van de feestvreugde van de Kerk voor de ogen trad, wel niet in de natuur zo een tintelende, jubelende zaligheid, zoals ik dit tijdens de Kerstnacht, wanneer deze voorstelling een innerlijke betekenis uitdrukt, zie. Toch ontwaarde ik ook heden een buitengewone vreugde en op vele plaatsen, tot in de verste wereldstreken, een wondervolle beweging op dit middernachtelijk uur.

De harten van vele goede mensen zag ik vervuld met een blij verlangen. De harten van de slechte mensen daarentegen van een grote angst. Vele dieren zag ik van blijdschap opspringen, op vele plaatsen zag ik bloemen ontluiken en kruiden, struiken en bomen herleven en geur verspreiden. Ik zag bronnen ontspringen en aanzwellen. Zo ontsprong er, bij de geboorte van de Messias, in de grot die zich noordelijk van die der geboorte in de heuvel bevond, een rijke bron, die de Heilige Jozef de volgende morgen opmerkte. Hij groef er een afloop.

Boven Bethlehem zag het er somber uit. De hemel had een duistere en roodachtige schijn, maar over de grot der geboorte, over het dal bij de grafspelonk van Maraha, de voedster van Abraham, en over het dal der herders, hing een glinsterende nevel.

In het dal der herders lag, op anderhalf uur afstand van de grot der geboorte, bij het begin van de wijnbergen die zich van hier naar Gaza uitstrekken, een heuvel. Op deze heuvel lagen de hutten van drie herders. Deze waren het hoofd van de omwonende herdersfamilies, evenals de Heilige Driekoningen het hoofd waren van de tot hun gebied behorende stammen.





VERVOLG

ria

dinsdag 15 december 2015

Dra wordt een Koning geboren,



Wat voorafging:





De zon ging reeds onder toen de Heilige Familie de ingang van de grot bereikte. De jonge, loslopende ezelin, die reeds van bij het ouderlijk huis van Jozef buiten de stad, hierheen was gelopen, kwam hen onmiddellijk tegemoet snellen en sprong spelend om hen heen, wat de Heilige Maagd deed uitroepen: "Zie, het is zeker Gods wil dat wij hier onze intrek nemen."

Jozef was echter zeer bedroefd en voelde schaamde omdat hij Maria zo dikwijls een goede ontvangst in Bethlehem had voorgespiegeld. Hij plaatste het lastdier onder een afdak voor de ingang van de grot en maakte er een rustplaats klaar voor de Heilige Maagd, waarop zij plaats nam, terwijl hij het licht ontstak, de gevlochten deur opende en de grot binnenging. 

De ingang was nauw, want er stonden tal van bossen stro tegen de wanden, waarover bruine matten hingen. Ook verder in de eigenlijke grot waren vele hinderlijke voorwerpen. Jozef ruimde alles zoveel als nodig op, om voor de Heilige Maagd een gemakkelijke rustplaats in het oostelijk deel van de grot te maken. Vervolgens vestigde hij een brandende lamp aan de wand en begeleidde hij Maria weer naar binnen. Zij legde zich neer op het van dekens en reisgoed vervaardigde rustbed. Hij maakte nederig zijn verontschuldigingen over de armoedige verblijfplaats. Maria was echter in haar grote liefde verheugd en tevreden.

Terwijl zij nu rustte, spoedde Jozef zich met een lichte, lederen zak, die hij bij zich droeg, naar de achterzijde van de heuvel waar een beekje stroomde. Hij hield de zak op een zodanige wijze vast dat deze met water gevuld werd. Toen hij het water in de grot had gebracht, begaf hij zich naar de stad om schoteltjes vruchten en hout te halen.

De Sabbat naderde en wegens het grote getal vreemdelingen die zelfs van het hoogst noodzakelijke waren verstoken, had men op de hoeken van straten tafels met levensbehoeften geplaatst. Ik meen dat er dienstknechten of lieden bij stonden, die geen Joden waren.

Jozef keerde nu weer terug. Hij droeg in een gesloten, van tralies voorzien voorwerp waaraan een steen was bevestigd, gloeiende kolen bij zich, die hij aan de ingang van de grot tegen de noordelijke muur uitstortte, om vuur aan te leggen. Zo'n vuurhouder had hij, evenals kleine benodigdheden, op reis bij zich. Het bundeltje hout bestond uit dunnen takken, de met brede biezen waren samengebonden.

Terwijl zij nu rustte, spoedde Jozef zich met een lichte, lederen zak, die hij bij zich droeg, naar de achterzijde van de heuvel waar een beekje stroomde. Hij hield de zak op een zodanige wijze vast dat deze met water gevuld werd. Toen hij het water in de grot had gebracht, begaf hij zich naar de stad om schoteltjes vruchten en hout te halen.

De Sabbat naderde en wegens het grote getal vreemdelingen die zelfs van het hoogst noodzakelijke waren verstoken, had men op de hoeken van straten tafels met levensbehoeften geplaatst. Ik meen dat er dienstknechten of lieden bij stonden, die geen Joden waren.

Jozef keerde nu weer terug. Hij droeg in een gesloten, van tralies voorzien voorwerp waaraan een steen was bevestigd, gloeiende kolen bij zich, die hij aan de ingang van de grot tegen de noordelijke muur uitstortte, om vuur aan te leggen. Zo'n vuurhouder had hij, evenals kleine benodigdheden, op reis bij zich. Het bundeltje hout bestond uit dunnen takken, de met brede biezen waren samengebonden.

Nadat zij hadden gegeten en vervolgens nog enige gebeden verricht hadden, maakte Jozef voor de Heilige Maagd een rustbed in gereedheid. Hij spreidde over droge biezen eenzelfde deken uit, als ik vroeger een deken uit Anna's woning beschreven heb en legde een opgerolde deken aan het hoofdeinde. Nadat hij de ezel had binnengebracht en vastgebonden op een plaats, waar hij geen last kon veroorzaken, sloot hij de openingen van het gewelf af, zodat er geen tocht naar binnen kon en maakte dan voor zichzelf een rustplaats klaar bij de ingang van de grot.

De Sabbat was nu begonnen en Jozef bad met de Heilige Maagd onder de lamp de Sabbatgebeden en daarna gebruikte zij nog iets. Jozef verliet nu de grot en ging naar de stad. Maria wikkelde zich in een doek en legde zich te rusten. Tijdens Jozefs afwezigheid zag ik haar voor het eerst geknield bidden. Zij knielde op haar slaapplaats en ging vervolgens zijdelings op een deken liggen. Haar hoofd rustte op een der armen. Jozef keerde eerst laat terug en zag er bedroefd uit: ik geloof dat hij weende. Hij verrichtte eerst nog enige gebeden en legde zich toen op zijn slaapplaats bij de ingang van de grot.


Vannacht was Anna Catharina Emmerich zeer ziek zodat zij slechts het weinige, wat hier volgt, kon mededelen: (deze vrouw droeg het Stigma - wonden van Jezus)

De Heilige Maagd bracht in de grot de Sabbat vol innige godsvrucht in gebed en overweging door. Jozef ging herhaalde malen uit, waarschijnlijk naar de synagoge te Bethlehem. Ik zag hen gezamenlijk de dag ervoor toebereide spijzen gebruiken en ook samen bidden.

's Namiddags, tegen de tijd dat de Joden gaan wandelen op de Sabbat, voerde Jozef de Heilige Maagd door het dal achter de grot naar de grafspelonk van Maraha, Abrahams voedster. Zij verbleven een tijdlang in deze grot, die ruimer was dan de grot waar zij waren, en daarna brachten zij een tijd door in gebed en beschouwing onder de heilige boom die daar stond. Na het eindigen van de Sabbat keerden zij gezamenlijk weer terug.

Maria had tegen de Heilige Jozef gezegd dat haar kind die nacht op het middernachtelijk uur zou geboren worden, want dat dan de negen maanden sinds de boodschap van de Engel verlopen waren. Zij had hem verzocht, om van zijn kant alles te doen om het Kind der Belofte, dat zij op een bovennatuurlijke wijze ontvangen had, bij zijn intrede op de wereld zo goed mogelijk te huldigen, en tevens dat hij met haar zou bidden voor de hardvochtige mensen, die Hem geen onderdak wilden geven.

Jozef stelde de Heilige Maagd voor om de hulp te vragen van enige vrome vrouwen die hij in Bethlehem kende, doch zij wees dit voorstel af met de verklaring dat zij geen menselijke hulp nodig had.

Jozef begaf zich voor het einde van de Sabbat naar Bethlehem en kocht er, onmiddellijk na zonsondergang, enige noodzakelijke dingen zoals een voetbankje, een laag tafeltje, enige schoteltjes en ook gedroogde vruchten en druiven, waarmee hij zich in allerijl naar hun grot spoedde, om vervolgens de Heilige Maagd bij het graf van Maraha te gaan afhalen en naar hun grot te voeren. Daar legde Maria zich in de meest oostelijke hoek op haar slaapplaats neer.

Jozef maakte nog eten gereed, waarna zij aten en tezamen baden. Vervolgens sloot hij zijn slaapplaats van de overige ruimte af door middel van matten, die hij in de grot gevonden had en aan stokken bevestigde. Hij gaf ook nog voedsel aan de ezel die aan de linkerzijde van de ingang tegen de wand van de grot stond. Dan vulde hij de kribbe met biezen en fijn gras of mos en spreidde er een dekentje over uit, dat over de rand afhing.

Toen nu de Heilige Maagd tot hem zei dat het ogenblik nabij was en hij zich naar zijn slaapplaats zou begeven om te bidden, hing hij aan het gewelf meerdere lampen op, die hij aanstak en ging toen naar buiten, omdat hij meende voor de grot enig gedruis te horen. Hij vond daar de jonge ezelin, die tot nu toe vrij in het dal der herders had rondgelopen. Het dier sprong op van vreugde en liep spelend om hen heen. Jozef bond haar onder het afdak voor de grot vast en strooide haar voedsel voor.

Toen hij nu de grot weer was binnengegaan en voor de ingang van zijn slaapplaats naar de Heilige Maagd keek, zag hij haar met het aangezicht naar het oosten en dus met de rug naar hem gekeerd, op haar slaapplaats geknield, in gebed verzonken. Hij zag alles als door vlammen omgeven: heel de grot was met een bovennatuurlijk licht vervuld. Hij keek even verbaasd op als Mozes, toen deze het brandend braambos voor zich zag. Dan ging hij met een heilige vrees naar zijn slaapverblijf en wierp zich biddend met het aangezicht ter aarde.




zondag 13 december 2015

Jozef en Maria in Betlehem.


WAT VOORAFGING.

Vervolg, uit de visioenen van Anna-Catharina Emmerich.



Zij begaven zich nu naar de oostzijde van de stad en sloegen aan hun linkerkant een eenzaam voetpad in. Het was eenzelfde weg als wanneer men langs bouwvallige muren, grachten en wallen van een kleine stad gaat. De weg ging aanvankelijk een weinig bergop. Vervolgens moesten zij een heuvel afdalen, waarna zij ten oosten van Bethlehem een hoogte of een oude wal bereikten. In de nabijheid stonden er, bij een aangename plek, verschillende bomen. Het was naaldhout van terpentijnbomen of ceders. Andere bomen hadden kleine bladeren, zoals bij ons de palmstruiken. De omgeving zag er uit als de tot puinhopen verbrokkelde vestingswerken van een kleine stad.

We zullen nu zoveel mogelijk de omgeving van de heuvel en de inwendige gesteldheid van de grot, volgens de herhaalde aanduidingen van A.C. Emmerich, beschrijven, om later niet telkens ons verhaal te moeten onderbreken.

De grot der geboorte en haar omgeving

Naast verschillende andere grotten of rotsgewelven bevond zich aan de zuidelijke kant van de heuvels, waaromheen de weg naar het dal der herders liep, het gewelf, waarin Jozef voor de Heilige Maagd een onderkomen hoopte te vinden. Westelijk kwam men door de ingang ervan langs een smalle gang in een halfrond of enigszins driehoekige ruimte, die aan de oostzijde van de heuvel lag. De grot was van natuurlijke rotsteen en alleen ten zuiden, waar de weg naar het dal van de herders liep, was enig ruw metselwerk aangebracht. Aan deze zuidzijde bevond zich nog een toegang tot de grot. Deze was echter meestal afgesloten en werd door Jozef weer voor gebruik geopend. Bij het verlaten van de toegang vond men links een een bredere opening in een dieper gelegen, eng en onbruikbaar gewelf, dat zich tot onder de grot uitstrekte. Vanuit de gewone toegang van de grot, die in het westen lag, kon men slechts enkele daken en torens van Bethlehem zien. Wanneer men zich bij het verlaten van de toegang tot rechts wendde, bereikte men de opening van een dieper gelegen en meer donkere grot, waarin de Heilige Maagd zich eens verborgen hield.

Voor de oostelijke ingang was een licht, op palen rustend dak aangebracht, dat zich ook zuidelijk boven de toegang die daar was, uitstrekte, zodat men zich voor de grot altijd in de schaduw kon houden. Ten zuiden bevonden zich boven de grot drie, rondom van metselwerk voorziene, betraliede licht- en luchtopeningen. Eenzelfde opening bevond zich ook in het gewelf van de rots, dat met graszoden bedekt was en het einde vormde van de hoogte waarop Bethlehem was gelegen.

Het inwendige van de grot zag er, volgens de herhaalde aanduidingen van A.C. Emmerich, nagenoeg als volgt uit. Aan de westzijde bereikte men door de deur van licht vlechtwerk een gang van middelmatige breedte, die uitliep op een deels hoekig, deels rondvormig  onregelmatig gewelf, dat vooral naar het zuiden breder werd, zodat het grondvlak van de gehele grot leek op een hoofd met een hals.

Wanneer men uit het halsvormig  gedeelte van de grot, dat niet zo hoog was, in het hogere, van nature gewelfde deel kwam, werd ook de bodem steeds dieper. Langs de wanden evenwel was de bodem rondom opgehoogd, zodat ze door een lage stenen bank van ongelijke breedte omgeven was. De wanden van de grot waren, zoals de natuur ze gevormd had, wel niet glad, maar toch net rein en maakten zelfs een aangename indruk. Zij bevielen mij beter dan het ruwe en plompe metselwerk dat bijvoorbeeld aan de zuidelijke wand was aangebracht, omdat daar drie licht- en luchtopeningen uitgehouwen waren.

Boven het midden was ook een opening en, zoals ik mij meen te herinneren, zag ik iets boven de helft van het gewelf drie schuin invallende openingen die tussen het zuidelijke en oostelijke deel waren aangebracht.

In de noordzijde van de gang was er een ingang naar een kleinere zijgrot. Als men deze ingang voorbijging kwam men op de plaats waar Jozef vuur aanmaakte. Verder liep deze wand noordoostelijk naar de hogere en bredere grot. Hier, op de bredere, om de bodem heenlopende stenen bank, was de plaats waar Jozefs lastdier stond. Daarachter, meer naar het noorden, was er een holte in de rots die zo groot was dat de ezel er kon staan en men deze ook nog kon vullen met voeder.

De wand van de grot draaide dan naar het zuidoosten en boog vervolgens, meer ruimte gevend, naar het zuiden en keerde dan noordelijk naar de ingang van de grot terug.

In het oostelijk gedeelte van deze grot, juist tegenover de ingang, bevond zich de Heilige Maagd, toen het Licht der Wereld uit haar te voorschijn kwam. In de zuidelijke verbreding van de grot stond de kribbe, waarin het goddelijke Kind werd neergelegd. Deze kribbe bestond uit een op de grond geplaatste ovalen, uitgehouwen stenen trog, die tot drinkbak voor de dieren diende. Er was een een uit latten bestaande, op vier paaltjes rustende voederbak op vervaardigd, van waaruit de beesten zonder veel moeite het er in geworpen gras of hooi konden bereiken, terwijl ze onder in de drinkbak hun dorst konden lessen.

Tegenover de kribbe, aan de oostzijde van dit gedeelte, zat de Heilige Maagd met het Kindje Jezus, toen de Heilige Driekoningen hun geschenken kwamen aanbieden. Als men van de plaats, waar de kribbe stond, westwaarts ging, naar de zogenaamde hals van de grot, dan komt men eerst bij de zuidelijke wand aan de ingang, die Jozef weer had opengemaakt en verder bij de kamer van de Heilige Jozef, die hij later aan de zuidzijde, door gevlochten schermen, in de gang voor zichzelf had afgemaakt. Er was aan die zijde een holte in de wand die hij voor bergplaats van allerlei voorwerpen gebruikte.

Ten zuiden van de grot liep de weg naar het dal van de herders. Men zag er hier en daar kleine huizen op de heuvels, en op het veld enkele schuren met rieten daken, die op vier, zes of acht palen rustten en met vlechtwerk omgeven waren. Oostwaarts van de grot helde de heuvel naar een dal af, dat in het noorden gesloten  en ongeveer een kwartier gaande breed was.


Op het hellend gedeelte zag men struiken, bomen en tuinen en wanneer men het schone, hoogstaande gras van de weide, waardoor een beek stroomde, en de op rijen geplaatste bomen voorbijging en zich naar de oostelijke hoogte van de vallei begaf, kwam men langs die schone weg, ten zuidoosten van de grot der geboorte, op een vooruitspringende heuvel bij de grot, waarin zich het graf bevindt van Maraha, Abrahams voedster, en die ook nog Melk- of Zuiggrot genoemd wordt. De Heilige Maagd heeft bij verschillende aangelegenheden met het goddelijke Kind in deze grot vertoefd. Boven deze grot stond er een grote boom, waarin zitplaatsen waren aangebracht en vanwaar men een schoner zicht had op Bethlehem, dan vanaf de grot der geboorte zelf.

 De Melkgrot.



Voor wie het interesseert.





met foto's van onze reis



ria



zaterdag 12 december 2015

Een Konings Bed.






Uit de visioenen van de Zalige Anna-Catharina Emmerich


De Heilige Familie trok nu de stad binnen, die ver uit elkaar gebouwd is. De ingang lag tussen vervallen muurwerk en leek op een verwoeste poort. Maria hield bij het begin van de straat reeds stil met de ezel en Jozef vroeg reeds in de eerste huizen een onderdak, maar tevergeefs, want er waren veel vreemdelingen in Bethlehem en iedereen liep over en weer. Hij ging naar Maria terug en zei haar dat hier geen onderkomen te vinden was en zij dus verder de stad moesten intrekken. Hij leidde de ezel bij de teugel en de Heilige Maagd liep naast hem. Toen zij in een andere straat gekomen waren, bleef Maria opnieuw met het lastdier stilstaan en Jozef vroeg opnieuw van huis tot huis om een onderdak, maar weer tevergeefs. 

Diep bedroefd kwam hij tot Maria terug. Dat gebeurde zo verschillende keren en de Heilige Maagd moest dikwijls lang wachten. Het was overal vol van mensen en overal werd hij om dezelfde reden afgewezen en hij stelde daarom aan Maria voor om naar een ander gedeelte van de stad te trekken, waar hij stellig hoopte om een plaats te vinden. Zij keerden nu een eind terug in de richting van waar zij gekomen waren en gingen dan naar het zuiden.

Heel beschroomd trokken zij door de straat die meer op een landweg leek omdat de huizen er tegen de heuvels waren aangebouwd. Ook hier was alle zoeken vruchteloos. Aan de andere zijde van de stad, waar de huizen reeds verspreid lagen, bereikten zij een lager gelegen open plaats dat op een veld geleek. Het was er reeds eenzamer. Er stond een soort schuur en niet ver daarvan een grote, brede boom, die zoals een linde veel schaduw afwierp. De stam ervan was glad en de takken waren als een dak uiteen gespreid.

Jozef leidde de Heilige Maagd naar deze boom en maakt voor haar aan de voet ervan, met behulp van zijn reisgoed, een gemakkelijke zitplaats klaar, waar zij kon rusten. Terwijl zocht hij in de omgelegen huizen om een onderdak. De ezel stond met zijn kop naar de boom gekeerd.

Maria leunde aanvankelijk rechtop staande tegen de boom. Haar ruime, wit-wollen kleed was zonder gordel en hing in plooien omlaag. Om het hoofd droeg zij een witte sluier. Vele mensen gingen haar voorbij en bezagen haar, doch zij wisten niet dat de Verlosser der wereld zo dicht in hun nabijheid was. Maria was zo geduldig, zo vol verwachting, zo nederig. Ach, zij moest zo lang wachten en zette zich met gekruiste voeten op de rustplaats neer. Zij hield de handen gekruist onder de borst en boog het hoofd.

Jozef keerde ondertussen bedroefd terug. Hij had geen plaats gevonden in een herberg. Zijn vrienden, over wie hij de Heilige Maagd had gesproken, wilden hem niet meer kennen. Hij weende en Maria troostte hem. Nogmaals zocht hij van huis tot huis, maar omdat hij overal de op handen zijnde bevalling van zijn vrouw als hoofdreden van zijn verzoek opgaf, wezen zij hem nog met meer beslistheid af.

De streek was zeer eenzaam, doch op het laatste bleven toch enige nieuwsgierige voorbijgangers stilstaan en zagen van verre naar de Heilige Maagd, zoals men wel eens doet wanneer men iemand een lange tijd in de schemering ziet staan. Ik geloof zelfs dat enigen tot haar kwamen en haar vroegen wie zij was.

Eindelijk verscheen Jozef weer. Hij was zo terneergeslagen dat hij slechts aarzelend de Heilige Maagd naderde. Hij zei dat alles vergeef was, maar dat hij voor de poort van de stad nog een schuilplaats kende, die aan de herders toebehoorde en waarin zij meerdere malen hun intrek namen wanneer zij vee naar de stad dreven. Daar zouden zij in alle geval een onderkomen vinden. Hij kende die plaats nog uit zijn jeugd. Wanneer zijn broers hem kwelden, zocht hij er meerdere malen zijn toevlucht om er te bidden en zich voor hen te verbergen. En wanneer ook de herders daar zouden komen zou hij gemakkelijk met hen de zaak kunnen overleggen. Maar rond deze tijd van het jaar kwamen zij er niet veel. Wanneer zij maar voorlopig wat rusten kon, zou hij dan wel verdere pogingen in het werk stellen.

  

donderdag 10 december 2015

TREURIG





Treurig is het alleen achter te blijven,
verlaten door iedereen...




maar zelfs alleen
voel ik mij de moeite waard,
Vindt u ook niet?





Mag ik een goede raad geven?
Het is bijna Kerstmis,
laat niemand alleen moeten vieren?

NODIG een EENZAME UIT.


ria


zaterdag 5 december 2015

Te laat? Te vroeg?





Zouden pas in februari mogen bloeien...






Eén overlevende...goud mooi in de avondzon.






Een schoonheid op mijn vensterbank. 




ria